Kalender - algemeenEr staan op dit ogenblik geen voorstellingen van deze productie (meer) in de kalender. |
Angst, de achtergrondinfo

De voorbije maanden volgde Bastiaan Malcorps het repetitieproces van Angst, las het bronnenmateriaal van de voorstelling en gaf er een eigen interpretatie aan. Hier leest u zijn geschreven werk.
WAT VOORAFGING
Angst is een sequel. De tweede aflevering uit een drieluik over de financiële crisis in het bijzonder, en de wereld waarin we leven in het algemeen. Mocht u de eerste aflevering, Hebzucht, gemist hebben: geen probleem. Wij hebben voor u aan alles gedacht. Dit is er aan de hand.
In 2008 ging Lehman Brothers failliet, en de hele bankensector volgde. Oorzaak en gevolg. Alleen is dat niet het hele verhaal. Lehman Brothers ging failliet omdat hun schulden een goeie veertig keer hoger waren dan het geld dat in voorraad was. Maar die verhouding was er al een hele tijd, bij Lehman en bij andere banken, dus zijn schulden niet de enige oorzaak van de crisis. Plotse en onverwachte bewegingen op de markt waren ook deel van het probleem. De markt is echter nooit het begin van het verhaal, de bewegingen werden (onder meer) veroorzaakt door stijgende olieprijzen, die op hun beurt veroorzaakt werden door overconsumptie en slinkende voorraden. Onze voorraad aan brandstoffen slonk omdat we allemaal met de auto naar het werk gaan, onze koffie uit Brazilië laten komen en surfen op het internet. Dat doen we, omdat we het kunnen. Omdat we niet anders kunnen. Omdat we het zo gewoon zijn.
In de discussie rond het loon van Johnny Thijs, in de laatste weken van 2013, werd het woord ideologie te pas en te onpas rondgeslingerd. Thijs zou onheus behandeld zijn door de regering, louter om ‘ideologische redenen’, stelde Karel Vinck. De ideologie in kwestie is dan het socialisme, want socialisten zijn tegen hoge lonen en de markteconomie. Hoogleraar Vanheeswijck sprak Vinck tegen, en wees erop dat zijn eigen uitgangspunt, de ‘objectieve wetten van de markt’ ook vanuit een ideologie vertrokken: de vrije markt-ideologie. Een collega van Vanheeswijck sprak dat dan weer tegen – de wetten van het huidige systeem zijn niet ideologisch, want ze zijn hier en nu van toepassing. Ze zijn wel objectief, omdat we er elke dag mee in aanraking komen. We zitten er midden in. Het heeft geen zin erover te discussiëren, we moeten ermee leven. We kunnen niet anders. We zijn het zo gewoon.
In het eindejaarsoverzicht van 2014, ergens tussen het Urbi et Orbi en een optreden van Stromae, zaten beelden van huilende, gewonde en dode mensen in Bangladesh. Een kledingfabriek was ingestort, honderden werknemers werden bedolven onder puin. Een jonge vrouw vertelde huilend dat ze die ochtend de fabriek niet binnen wilde, maar dat ze moest. Een jongeman zei dat hij zich niet veilig gevoeld had, geprobeerd had te vertrekken, maar tegengehouden werd. Zijn contract zei immers dat hij moest werken tot het einde van de dag. En contracten volg je, contracten zijn immers objectief, opgesteld en ondertekend naar wederzijds goedvinden. De taak van de jongeman was kleren maken, daarvoor werd hij betaald. De kleren zouden overal ter wereld verkocht worden, omdat Bengaalse kleren goedkoper zijn dan die uit landen met hogere loonkosten. Alle mensen ter wereld hebben immers kleren nodig. En geld. En goedkope kleren kosten minder geld. Dus koop je goedkope kleren. Ik draag confectiekleren. Ik heb een hele kast vol. Ze zijn goedkoop en ze passen. Ik weet dat een deel van mijn garderobe gemaakt is onder slechte omstandigheden, ik herinner me de beelden van het jaaroverzicht, maar ik heb nu eenmaal kleren nodig, en niet oneindig veel geld. Wat kan ik anders? Ik heb geen keuze. Ik ben het zo gewoon.
WAT VOLGT
U leest in de krant over slechte werkomstandigheden bij Amazon. U bent verontwaardigd. U gelooft niet wat u leest. Amazon is een bedrijf dat u kent. Misschien zelfs geregeld gebruikt. U bent verward, u hoort mensen om u heen vertellen dat het hier om 19eeeuwse praktijken gaat, om uitbuiting. U bedenkt zich dat deze uitbuiting plaatsvindt in Duitsland. Eén autorit ver. U heeft er moeite mee dat soort praktijken in te passen in de wereld die u kent. U had van de wereld waarin u woont veel meer verwacht.
Nochtans kende u het concept ‘sweatshop’ al. U wist dat niet elk product op een even faire manier geproduceerd wordt. Ook u herinnert zich immers de beelden van Bangladesh. Toen u die voor het eerst zag was ook u verontwaardigd, teleurgesteld en verward. En toen u de beelden terugzag in het jaaroverzicht was u dat opnieuw. U was niet verrast. U kende de beelden. U was ze niet vergeten. Ik kan het me perfect inbeelden. Ik heb precies hetzelfde meegemaakt.
In de aanloop naar dit stuk is me nog iets gelijkaardigs overkomen. Eén van de boeken uit het uitgebreide bronnenbestand van Angst is The Shock Doctrine van Naomi Klein, waarin Klein het rampenkapitalisme beschrijft. Ik heb dit boek met stukjes en beetjes gelezen, hoofdstuk voor hoofdstuk, met lange tussenpauzes. Het boek beschrijft hoe shockeconomen hele landen tegelijk de vrije markt opleggen, om vervolgens zowat elk nationaal bezit te verkopen aan de hoogste bieder. In Irak, bijvoorbeeld, werd zowat de hele olie-industrie geprivatiseerd. Met als gevolg dat het belangrijkste exportproduct van Irak nu voor 95% in buitenlandse handen is, en de winst op de olie voor diezelfde 95% voor de ogen van de Irakezen weggekaapt wordt. In Sri Lanka werd het land dat door de Tsunami weggevaagd werd, en dat tot enkele dagen daarvoor aan hardnekkig onverzettelijke vissers had behoord, verkocht aan projectontwikkelaars die er luxueuze hotels neerzetten. De vissers konden niet protesteren, omdat ze werden vastgehouden in vluchtelingenkampen – niet in de kampen blijven, betekende geen noodhulp. Ik geloofde niet wat ik las. Ik wilde het niet geloven. Ik was verontwaardigd, teleurgesteld, verward, kwaad, en stopte geregeld met lezen. Niet omdat ik het boek niet geloofde (over Kleins conclusies valt te debatteren, over de opgesomde feiten, helaas, niet), wel omdat ik het niet kon aanvaarden. De wereld kan zo cynisch niet zijn. Mensen kunnen niet zo cynisch zijn. We mogen van de wereld veel meer verwachten.
Angst is een prequel. De tweede aflevering uit een drieluik over de financiële crisis in het bijzonder, en de wereld waarin we leven in het algemeen. In Hebzucht en Angst zijn we verward en verontwaardigd geweest omwille van de wereld waarin we leven in het algemeen. Teleurgesteld en kwaad omwille van de financiële crisis in het bijzonder. We mogen echter veel meer verwachten. We mogen vragen stellen – hoe is het zover kunnen komen? Hoe hebben we dit alles laten passeren? Wisten we het niet? Hoe hebben we dit niet kunnen weten? En wat gaan we nu doen? We mogen ontevreden zijn. We mogen eigen meningen hebben. We mogen binnenkort onze stem gaan uitbrengen, in verkiezingen die commentatoren nu al uitgeroepen hebben tot een nutteloze oefening in vormelijke democratie. We mogen ook daar gerust anders over denken. Dat is ons volste recht, en ook een goed idee. Het derde deel zal Hoop heten. We mogen onze vragen luidop stellen, antwoorden, oplossingen verwachten. We mogen zo veel meer verwachten.
WAT GAAN WE DOEN?
Wat gaan we doen? Waar te beginnen? Net als u heb ik er geen idee van, maar elke verbetering is goed, dus heb ik voor u, in deze volgorde: een probleemstelling, een voorstel en misschien een oplossing.
Want we hebben een probleem. Ik zou u graag over het probleem vertellen, maar een deel van het probleem is net dat we er niet over kunnen praten. Omdat we er geen taal voor hebben. Omdat de woorden die we gebruiken, niet toereikend zijn. Een ander deel van het probleem is de halfslachtige oplossing die al voor dit probleem naar voor geschoven is. Drumroffel. Omdat we een deel van de werkelijkheid niet met woorden kunnen bevatten, gebruiken we getallen.
Een man koopt in een krantenwinkel een lottobiljet, waarmee hij kans maakt op ettelijke miljoenen euro’s. Hij beschouwt zijn aankoop als een goede investering. Zijn 2,5 euro zou binnen dit en een week wel eens miljoen op miljoen kunnen opleveren. Vrienden van de man -het soort vrienden dat geen lottobiljetten koopt - zijn het daarover niet met hem eens. Ze vertellen hem dat zijn investering weggesmeten geld is. Dat de kans die hij maakt op de ettelijke miljoenen zo goed als onbestaande is – één op zoveel honderdduizend. De man in de krantenwinkel haalt daarover zijn schouders op. Eén kans op honderdduizend is immers meer dan geen kans. Toch wringt er iets. Zijn vrienden en hun berekeningen werpen een schaduw over zijn lot, dat hij vasthoudt in zijn handen en nog net niet heeft betaald, en ergens in een hersenkwab kauwen negenennegentigduizend negenhonderd en negenennegentig verlieskansen op zijn wantrouwenklier. De kans op winst, zo beseft onze man, is heel erg klein. Eén is meer dan geen, maar minder dan honderdduizend – zoveel weet onze man zeker. Zijn oplossing is eenvoudig en klaar. Onze man is zijn kleine kansen moe, en besluit zich niet meer te laten vangen. Genoeg geploeterd in de marge, tijd voor het grote werk, tijd voor een nieuwe fase in het leven van onze man in de krantenhandel. Vanaf vandaag koopt hij die wij volgen, niet één maar twee loten van de loterij. Zo maakt hij dubbel zo veel kans op een belachelijk hoge winst. Belangrijker nog is dat hij ook dubbel zo veel kans maakt, precies twee keer meer, als sukkels in andere krantenwinkels die maar één lot kopen. Zijn kansen zijn net met 100% gestegen. Twee op honderdduizend. Zelfs als hij nu verliest, heeft hij toch gewonnen.
De vorige alinea telt 288 woorden. 53 daarvan zijn aanduidingen van hoeveelheid: getallen, kansaanduidingen, vergelijkingen en hier en daar een cijfer. Elk van die 53 woorden zijn op meer dan één manier te lezen, en geen van die manieren is fout. Objectief gezien heeft de man in de krantenwinkel in elk van zijn berekeningen gelijk. Even objectief gezien hebben zijn vrienden gelijk. U heeft gelijk als u denkt de man op een denkfout te betrappen, maar dat doet niets af aan het feit dat - objectief gezien - de man geen enkele denkfout heeft gemaakt. Al zijn berekeningen zijn juist. Als Belfius Bank u zegt dat u een droom waar kan maken door een lening af te sluiten om in Brazilië het WK te gaan volgen, en dat slechts tegen een schamele 10%, hebben ze gelijk. Als Testaankoop deze actie immoreel en integraal verkeerd noemt, hebben ze ook gelijk. Als Pascal Putseys in Angst zegt dat 3,5 miljard een peulschil is in vergelijking met 150 miljard staatswaarborg, heeft hij evenzoveel gelijk. Hetzelfde geldt voor David Ackermans, wanneer die uitrekent dat 3,5 miljard 33,33% van het onderwijsbudget is. Cijfers liegen niet, ziet u, dat kunnen ze niet. Daarvoor zouden ze iets moeten betekenen.
In economische wetenschapsboeken bestaat er iets als een informatieverhouding. Wie meer weet dan een ander, heeft een voordeel, waar hij in een aankoop of verkoop winst uit kan slaan. In de loop van 2009 waren aandelen van Dexia bijvoorbeeld erg goedkoop, overal te koop - maar toch geen goede investering. Cijfers liegen niet, maar verzwijgen alles. Onze taal kan geen wiskunde aan. Een getal is nietszeggend, als het niet vanuit minstens vier invalshoeken wordt genuanceerd en geduid.
Ik stel daarom een nieuwe woordsoort voor: het rekenkundig bijvoegsel, ten behoeve van de algehele helderheid.
Het bijvoegsel zou ingevoegd worden tussen getal en eenheid, en vooral een waardeoordeel moeten inhouden. De voetballening zou dan kunnen uitgegeven worden tegen 10% schandpremie, de man in de krantenwinkel betaalt 2,5 onomkeerbaar verloren euro’s, en David Ackermans kan zijn budgetberekeningen doen in niet-hypothetische percentages. Waarop het mensen met andere rekenkundige meningen vrij staat andere rekenkundige bijvoegsels bij dezelfde getallen te voegen, en er in echte woorden kan worden gepraat.
Bastiaan Malcorps
(bijlage)
DE TRANSPARANTE LOBBY ZOEKT U!
U leest het in de kranten. U ziet het in het nieuws. Revolutionaire en potentieel wereldveranderende uitvindingen op vlak van energie, transport, voeding en andere sectoren-die-er-echt-toedoen worden zowat elk jaar gedaan – maar komen niet bij u of ons terecht. Niet bij de lokale kruidenier, zelfs niet in de overkoepelende supermarktketen. Ze verdwijnen in de mazen van het corporatistische systeem omdat hun PATENTEN OPGEKOCHT WORDEN DOOR GROTE CORPORATIES, die er vervolgens HELEMAAL NIETS MEE DOEN. Geen elektrische auto’s dus, geen electriciteitsnet op windenergie; de technologie die daarvoor nodig is bestaat, maar ligt onbenut stof te verzamelen in de ARCHIEFKELDER VAN EEN KANTOORGEBOUW. Dit is verkeerd. Dit is verkéérd.
Waarom gebeurt daar niets aan? Waarom doen onze politici niets? Waarom worden deze overduidelijk verkéérde praktijken geen halt toegeroepen en afgeblokt? Omdat de corporaties die genoeg geld hebben om patenten af te kopen, ook genoeg geld hebben om politici af te kopen – of toch tenminste hun beleid. Is er dan geen hoop meer? Zijn we gedoemd allen te verdrinken in de gevolgen van de VERKÉÉRDE BESLISSINGEN VAN ENKELE OLI(E)GARCHEN? Toch niet. Wij brengen u een oplossing.
Wij brengen u het licht.
Wij brengen u DE TRANSPARANTE LOBBY.
De transparante lobby is een antwoordlobby, een lobby die ten strijde trekt tegen het vileine effect dat traditionele corporatistische lobby’s op de wereld en de lokale politiek hebben. De transparante lobby zal in úw naam smeergeld en steekpenningen uitreiken, vleien en intimideren, om de foute beslissingen van de corporatistische lobby’s terug te draaien. Vervolgens zal ze wekelijks verslag van al haar activiteiten uitbrengen op haar website. De eerste lobby van het volk, voor het volk, die strijdt voor het bevrijden van patenten, de regulatie van chaos, en de definitieve heffing van de Tobin-taks.
Maar hoe gaat u dat aanpakken, transparante lobby? Dat is wat u zich afvraagt, en wij zijn helemaal voor het stellen van meer vragen, dus ga zo voort. Waar gaat u de fondsen vandaan halen voor dit omvangrijke en bangelijk initiatief? Waar haalt u de valuta voor deze fenomenale taak? Wel, schrandere vraagsteller, het geld dat inderdaad rijkelijk nodig zal zijn voor dit nobel streven, zal integraal uit uw zakken komen. De transparante lobby heeft immers – we moeten daar eerlijk over zijn – geen eigen inkomsten, en zal u dus om een startkapitaal moeten vragen. En vervolgens om een werkkapitaal. De transparante lobby zal, als eerste lobby ter wereld, honderd percent gecrowdfunded zijn. De transparante lobby zal bottum-up gefinancierd zijn, of niet zijn! Want als ze dat niet zal zijn, zal ze geen geld hebben en dus niet kunnen bestaan.
Overschrijfformulieren op onze site.
Een persoonlijke weergave van het tekstbronnenmateriaal
door Bastiaan Malcorps
Greed is good. Hoe de neoliberale utopie Atlas Shrugged haar schrijvers overleefde
1. Groei maakt gelukkig, Peter De Keyzers pleidooi voor groei
Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis, schrijft een boek. In Groei maakt gelukkig pleit hij voor meer optimisme, want het economisch debat wordt vandaag ten onrechte overheerst door scepsis en andere negatieve gedachtegangen. Hij mist het optimisme, de levensvreugde, het gevoel van oneindige mogelijkheden en laakt het gebrek aan hoop, ambitie en – vooral – vertrouwen in de vrije markt. Pessimisten kijken, volgens De Keyzer, ‘overal en altijd naar naar de beperkingen, en veel te weinig naar de mogelijkheden’. Een economisch beleid dat daarentegen vertrekt van groeioptimisme en vertrouwen in de welvaart die een ware vrije markt vanzelf teweeg brengt, zal automatisch leiden tot een beter lopende economie, en dus tot meer groei. En groei maakt gelukkig.
In wat volgt zullen De Keyzers opvattingen gesitueerd worden in het grotere plaatje van het neoliberale gedachtengoed. Het neoliberalisme zelf zal verhelderd worden aan de hand van manifest-annex-bijbel Atlas Shrugged, net als enkele gevolgen van de neoliberale praktijk, zoals de crisis.
Want De Keyzer heeft het groeioptimisme niet uitgevonden. Doorheen zijn boek zijn er echo’s te vinden van andere economische optimisten en hun visie op financieel beleid. Onder De Keyzers grote voorbeelden: Alan Greenspan, tot enkele jaren geleden de voorzitter van de Federal Reserve van de VS. Ook Milton Friedman, het brein achter de Chicago School is geestelijk aanwezig, alsook de enige economisch-filosofische denker die ooit een echte neoliberale utopie geschreven heeft: Ayn Rand. Van Greenspan en Friedman heeft u, waarde lezer, wellicht al eens gehoord. Hoewel Friedman acht jaar geleden gestorven is en Greenspan officieel geen publieke rol meer speelt, zijn hun ideeën en meningen geregeld nog te lezen in de economische sectie van uw krant. Die van Rand zal u daar minder gauw aantreffen, hoewel zij minstens even belangrijk geweest is voor het neoliberale denken in de VS als Friedman, en zelfs een rechtstreekse invloed op het denken van Greenspan had. Rand was de schrijfster van Atlas Shrugged, de officieuze neoliberale utopie, die tot op vandaag als leidraad voor economisch beleid gehanteerd wordt. (Onlangs werd het zelfs verfilmd, in de vorm van een drieluik, omdat het zo’n belangrijk boek is. Het is ook heel lang.) Rands ideologie, het Objectivisme, is van grote invloed geweest op de internationale economie, en bepaalt nog steeds het denken van veel groeioptimisten; een groep waar Peter De Keyzer zich graag toe rekent.
En wat houdt dat hele neoliberalisme dan precies in? De Keyzer geeft in het motto van zijn eerste hoofdstuk een voorzet:
Greed is good.
-Gordon Gekko
Greed is good is een quote uit de film Wall Street – niet meteen een baken van groeioptimisme. Onder dit eerste motto vinden we een al even opmerkelijk citaat terug – vooral opvallend omwille van de combinatie met het credo van Gordon Gekko: de befaamde hebzuchtige bakker-passage uit The Wealth of Nations van liberale aartsvader Adam Smith.
De versregels die De Keyzer uit The Wealth of Nations haalde, vertellen ons hoe een bakker, een slager en een brouwer hun werk niet doen uit de goedheid van hun hart of liefde voor hun ambt, maar uit eigenbelang – meer zelfs, uit hebzucht. Smith ziet daar geen graten in. In een notendop stelt hij dat, omdat de bakker betaald wilt worden voor zijn brood, hij het best mogelijke brood zal bakken. Is zijn brood te hard, te zuur of ziet het er onappetijtelijk uit, dan geraakt het niet verkocht en verdient de bakker niets. Om dezelfde reden zal de bakker zijn prijzen zo laag mogelijk houden. Als klanten niet bij de bakker blijven komen omwille van zijn brood, kan hij hen toch nog lokken met lagere prijzen. Wij klanten worden dus verwend – elke bakker in de buurt biedt ons brood van de hoogste kwaliteit en tegen de laagst mogelijke prijs aan. Niet omdat ze ons smakelijke boterhammen toewensen en graag een bijdrage willen leveren aan een gezellige middagmaaltijd met kind en gezin, wel omdat ze willen dat ons geld naar hún bakkerij gaat, niet naar die aan de andere kant van de straat. Hebzucht motiveert de bakker, en schenkt ons lekker brood. Hebzucht motiveert de slager, en levert ons kwalitatieve worsten en goedkoop gehakt. Hebzucht is, om kort te gaan, goed. Smith zegt het, Gekko zegt het, De Keyzer zag een verband en zette één van de grootste economen en één van de grootste econoom-stereotiepen aller tijden naast mekaar. 'Ja, dat is een beetje een provocatie.’legt hij uit in een interview met de Standaard. ‘Wat ik ermee wil zeggen, is dat welbegrepen eigenbelang een krachtige motor kan zijn voor economische groei.’
Hebzucht is goed. Iedereen zegt het. U heeft het zelfs in Veto gelezen. Op de premisse dat hebzucht goed is, bouwden Rand, Greenspan en Friedman een manier om naar de wereld te kijken, en een methode om die wereld aan te pakken. In het volgende hoofdstuk (?) mag u een rondleiding in Ayn Rands utopie van de vrije markt verwachten, alsook een antwoord op de vraag die op ieders lippen brandt: Wie is John Galt?
2. Een neoliberaal Atlantis – Ayn Rands utopie van de hebzucht
Hebzucht is goed, zo staat het geschreven. U kan het zelf lezen in Peter De Keyzers nieuwe boek Groei maakt gelukkig, een pleidooi voor meer vertrouwen in de vrije markt. En De Keyzer heeft recht van spreken, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis wordt je immers niet vanzelf. Eén van De Keyzers inspiratiebronnen is Atlas Shrugged, het magnum opus van Ayn Rand, en het meest invloedrijke boek dat u nooit heeft gelezen. Maar niet gevreesd, als u in plaats daarvan dit artikel leest, hoeft u dat ook niet.
Wie Atlas Shrugged wél gelezen en uitgebreid besproken heeft, is Hans Achterhuis. Achterhuis is een Nederlands filosoof-theoloog en schrijver van Utopie van de vrije markt, een boek dat bijna volledig aan Rands utopie gewijd is. Hij zou bij de woorden Greed is good en De Keyzers betoog van optimisme en hoop in eerste instantie niet aan Gordon Gekko denken, maar aan één van de personages uit Atlas Shrugged: John Galt.
Wie is John Galt? De neoliberale Mozes, inclusief een set geboden en een plan om ons te verlossen uit de slavernij. Hij is het eigenlijke hoofdpersonage uit Atlas Shrugged, hoewel hij pas na een kleine duizend pagina’s zijn opwachting maakt – maar zijn afwezigheid dan wel goedmaakt door een radiospeech van een goeie zeventig pagina’s af te steken. Galt is ingenieur en uitvinder van een machine die lucht omzet in energie – een vondst die een impact zal hebben vergelijkbaar met een stuk of twintig Industriële Revoluties – maar zijn werk vernietigt, zijn ontwerpen in brand steekt en een leven in ballingschap verkiest. Hij geeft zijn job op en trekt de bergen in; niet als symbolisch protest, wel als een actieve daad van sabotage. John Galt is misschien wel de ultieme groeioptimist, maar ook het soort ideoloog dat er niet voor terugschrikt een allesvernietigende crisis op de wereld los te laten om zo een nieuwe samenleving te kunnen stichten; op een schone lei. Een neoliberale utopie, gebaseerd op zijn persoonlijke set wetten en principes, die op hun beurt gebaseerd zijn op hebzucht.
Vóór al die dingen is John Galt een profeet, een vaandeldrager van het objectivisme – Rands allesomvattende filosofie, en de reden waarom ze Atlas Shrugged geschreven heeft. Achterhuis beschrijft het Objectivisme als een utopisch wereldbeeld, met het boek zelf in de dubbelrol van socialistische dystopie (alles wat er mis gaat met de economie en de rest van de wereld is te wijten aan valse solidariteit en een te aanwezige overheid) en objectivistische utopie. Rand drijft Smiths ideeën over hebzucht tot het uiterste: in haar perfecte wereld is hebzucht niet enkel de drijfveer van economie en welvaart, maar de bij wet vastgelegde levenswijze. Overheidsinterventies in de economie zijn volledig uit den boze, net als werkloosheidsuitkeringen, vakbonden, pensioenen en elke vorm van onbetaalde arbeid of diensten – of het nu gaat om een brood, een opleiding of een lift naar de stad: voor alles moet betaald worden. Want als mensen volledig zelf instaan voor het spenderen van hun geld, zal een weloverwogen hebzucht hun gedrag leiden, en alles vanzelf perfect verlopen.
Een bakker mag de prijs van zijn brood tot ver onder de marktwaarde laten zakken, om andere bakkers zo uit de markt te concurreren. Hij mag zich daarbij geen zorgen maken over mogelijk leed dat hij teweeg brengt, maar moet erop vertrouwen dat andere bakkers zijn prijzenslag mee aan zullen gaan, en dat de broodprijs zich vanzelf zal stabiliseren. Gebeurt dat niet, kan hij altijd zijn concurrenten uit hun eigen bakkerijen kopen en tewerkstellen, wat beter zou zijn voor iedereen; de hoofdbakker was duidelijk de betere ondernemer, en ziet zijn macht dus terecht groeien. De mindere bakkers zullen blij zijn te mogen werken voor hun superieure concurrent, en verdienen toch maar mooi hun geld – zolang ze zelf genoeg blijven opleveren. Mocht één van de slechte bakkers besluiten uit de broodindustrie te stappen, meubelmaker te worden en ook daar verschrikkelijk slecht in blijken te zijn, mag niemand hem helpen. De koppige ex-bakker dient zichzelf terug de markt in te werken, en een minderwaardige job aan te nemen – minder betaald, maar beter aansluitend bij zijn vaardigheden en maatschappelijk nut – of trots te sterven in de marge. Dat mag. Wat niet mag, is afhankelijk zijn van anderen, of anderen toelaten afhankelijk van jou te zijn. Vrijheid is het hoogste goed, en elke afwijking van vrijheid is niet minder dan de eerste stap naar slavernij.
Om zijn geboden te verkondigen heeft Galt zeventig pagina’s, of een radiospeech van een goeie drie uur nodig. De Keyzer pakt zijn Mozesmoment een stuk efficiënter aan. Op het einde van Groei maakt gelukkig giet hij zijn visie op de werkelijkheid in een ‘gesprek met een groeipessimist’. Er volgt een fictieve dialoog met een nogal hysterisch personage dat twee belangrijke eigenschappen heeft: niet akkoord met De Keyzers visie, en niet erg standvastig zijn. De Keyzer overtuigt zijn niet-bestaande criticus van de weldaden van de vrije markt, en legt uit waarom we allemaal naar meer groei moeten streven. Hij doet dat in een handig, zesdelig stappenplan:
1. Zorg mee voor groei, zowel hier als in ontluikende markten en ontwikkelingslanden.
2. Word ondernemer en werk mee aan de oplossingen van morgen voor de problemen van vandaag.
3. Word ingenieur. Studeer chemie, biologie, informatica, geneeskunde of natuurkunde.
4. Besef dat welvaart altijd en overal eerst moet worden gecreëerd vooraleer ze kan worden verdeeld.
5. Besef dat vrije markten de garantie zijn op een zo groot mogelijke welvaart voor zo veel mogelijk mensen.
6. Besef ten slotte dat groei en welvaart niet worden gedecreteerd. Ze ontstaan waar vrijheid is om te innoveren, te concurreren en te creëren.
Vooral de laatste vier punten sluiten naadloos aan bij Rands filosofie. Rand laat Galt stellen dat welvaart gecreëerd wordt door ‘men of the mind’; lees: het soort ondernemers dat De Keyzer aanhaalt in zijn derde punt . Wat het immorele, socialistische systeem van parasieten en profiteurs doet, is het deze ondernemers zo moeilijk mogelijk maken, met quota, beperkingen en gereguleerde concurrentie hinderen ze ook De Keyzers vierde punt: ‘besef dat welvaart moet kunnen worden gecreëerd’. Punten vijf en zes zijn ongeveer neoliberale natuurwetten – een goed functionerende economie legt de nadruk bij producenten, geeft hen zo veel mogelijk vrijheid te doen wat ze willen doen, en legt vooral geen beperkingen op. De enige rol die de overheid nog mag spelen is de orde bewaken – de hele rest van het economische leven moet overgelaten worden aan de vrije markt.
‘Overheid’ is voor een goed neoliberaal denker een vies woord, ‘inmenging’ de ergst denkbare zonde. Vreemd genoeg heeft een beetje neoliberaal er echter geen probleem mee wanneer een overheid een de vrijheid van de markt oplegt, naar hartenlust dereguleert en privatiseert, zelfs wanneer onderdanen daar helemaal niet om hebben gevraagd. In het volgende hoofdstuk geven we De Keyzer een echte gesprekspartner, in de vorm van Naomi Klein, die minder snel overtuigd zal geraken van het heil van een ongereguleerde markt, en daar een paar heel goeie redenen voor heeft.
3. Neoliberale dystopie – Naomi Klein, Milton Friedman en de echte wereld
In vorige hoofdstukken werd er verteld hoe Peter de Keyzer de lof van groei zong. Hij baseerde zich daarbij op Ayn Rands Atlas Shrugged, een handleiding-bij-het-leven voor neoliberalen en groeioptimisten. Met hebzucht als motor van de groei, geluk en productiviteit, en met solidariteit en staatsinterventie als doodzonde zette Rand zich af tegen socialisme en Keynesianisme, en ze deed dat bij monde van John Galt, de man die het record Langste Radiospeech voor Fictieve Personen op zijn naam heeft staan.
Galts radiospeech is al onderwerp van veel discussie geweest. In tegenstelling tot Groei maakt gelukkig is het Evangelie volgens Galt een bijzonder donker, pessimistisch en fatalistisch essay geworden. De opsomming van redenen waarom de huidige zorgmaatschappij verwerpelijk, en iedereen die haar propageert misdadig is (gevat in het hoofdstuk The morality of death) leest niet vrolijk weg; de toepassing van de speech in de praktijk van het verhaal nog veel minder. Galt is er zeker van dat het systeem zichzelf zal vernietigen, maar is meer dan bereid een handje toe te steken – de enige hoop op verbetering is de volledige vernietiging van de huidige samenleving, en een nieuw begin. Alles wat verkeerd is, moet verdwijnen, alle daarbij gelopen schade en verlies (van levens) is te betreuren, maar noodzakelijk. In Atlas Shrugged wordt de lei met een drieste vlijt leeggevaagd. Steden vallen zonder elektriciteit en water, hongersnood dreigt en John Galt haalt de men of the mind ertoe over hun rug naar de wereld te draaien, en een kleine neoliberale utopie te stichten in de bergen. Volledig conform Galts speech is er niemand in staat de ondernemers van de wereld (de Atlassen uit de titel) te vervangen, en dus vallen voorzieningen als openbaar vervoer en geneeskunde, grondstoffen als olie, metaal en voedsel volledig weg. Om er helemaal zeker van te zijn dat niemand nog iets aan de achtergebleven infrastructuur van de Atlassen kan hebben, worden deze vaak vernietigd; olievelden gaan in vlammen op, kopermijnen blijken leeg te zijn. En als er noodhulp geboden wordt, voedsel of geld verscheept naar noodlijdende gebieden (tegen het eind van het boek valt zowat de hele wereld onder die noemer), worden die tegengehouden door een heuse zeerover die onder Galts vlag vaart, en zichzelf trots een ‘omgekeerde Robin Hood’ noemt – belastingsgeld ‘terugsteelt’ van de socialisten en herverdeelt onder de rijken. Nergens in het boek wordt de balans van het verdwijnen van de Atlassen en de falende zorgmaatschappij gemaakt, maar het dodentol moet in de miljoenen lopen. Precies volgens plan.
Naomi Klein stelt in haar The Shock Doctrine dat, hoe onwaarschijnlijk Galts plan ook mag klinken, het in de werkelijkheid toch navolging kent. ‘Een schone lei’ is één van de kernbegrippen uit haar werk, en van haar analyse van de economische opvattingen van de Chicago School, geleid door Nobelprijswinnaar en alom gelauwerd topeconoom Milton Friedman. Friedman ontwikkelde de theorie van de ‘shocktherapie’: het aangrijpen van een ‘schokkende’ gebeurtenis om de economische structuur van een samenleving ingrijpend te herschrijven. Zo’n shock kan veel vormen aannemen; de val een regime of de coup door een nieuwe orde (de val van Sovjet-Rusland of de opstand van Pinochet in Chili), een natuurramp (de tsunami in Taiwan) of een plots in mekaar stuikende financiële markt (de kredietcrisis in Griekenland ) zijn goede voorbeelden. De verwarring die zo’n shock teweegbrengt is de ideale voedingsbodem voor een nieuw economisch beleid – en dan liefst nog één dat geschoeid is op de leest van Friedman, Rand en het meest dogmatische neoliberalisme. In elk van de voorbeelden die ik hierboven aanhaalde, voerden discipelen van de Chicago-opvatting een neoliberale shocktherapie uit. In zo goed als elk van die gevallen draaide dat rampzalig uit – tenminste, voor een deel van de bevolking. Wanneer marktreguleringen verdwijnen, schiet de inflatie de hoogte in, groeit de werkloosheid exponentieel en neemt de ongelijkheid tussen rijk en arm gevoelig toe. Volgens Klein zit de crux in dat laatste: een grotere ongelijkheid betekent een verschuiving van geld naar één kant. Wat we vooral moeten onthouden van het gegeven dat één van twee kanten winst maakt, is dat er winst wordt gemaakt – en dat de Chicago methode dus als ‘winstgevend’ te verkopen is. Zolang een shocktherapie geld oplevert, blijft ze aantrekkelijk voor investeerders en beleggers, en kan ze zelfs de kern zijn van een positief verhaal. Over groei. Want groei is het na te streven doel. Elke goeie optimist streeft groei na, en vergeet daarbij nooit dat groei niet enkel oorzaak, maar ook gevolg van optimisme is. Een goeie groeioptimist staat voor de volle honderd procent achter zijn ideologie, en geeft al wat pessimistisch is bij tijd en wijlen een stevige veeg uit de pan. Beschik je niet meteen over makkelijk tegen te spreken pessimisten? Doe dan zoals De Keyzer (en Ayn Rand), en verzin ze zelf.
De Keyzer laat zijn fictieve groeipessimist een vraag stellen over de samenhang tussen groei en ongelijkheid, en wimpelt die vervolgens weg door kindersterfte, scholingsgraad en armoedepercentages van 1900 met die van nu te vergelijken – hij zegt er helaas niet bij over welke regio hij het heeft. In een interview met de Standaard stelt hij dat minder gelijkheid de prijs is die we voor groei moeten betalen; ‘Omdat voor armoede in het westen een relatieve standaard wordt gehanteerd, kan groei ook nooit de ultieme oplossing tegen armoede zijn. Als iedereen dubbel zoveel gaat verdienen, zijn we allemaal rijker geworden. Maar de relatieve armoede is gelijk gebleven. Ongelijkheid is een bijproduct van economische groei.’
De Keyzer heeft nooit voor een schone lei gepleit, en er is geen enkele reden om aan te nemen dat hij achter een shocktherapie zou staan. Zijn pleidooi voor groei, ongeacht neveneffecten als ongelijkheid of wijd verspreide werkloosheid, heeft hij echter gemeen met Friedman en de Chicago Boys. In het licht van de Shock Doctrine is zo’n houding onrustwekkend, in het licht van de recente financiële crisis evenzeer. De Keyzers houding is echter niet uitzonderlijk. In het volgende hoofdstuk komt Alan Greenspan aan bod, de meest invleodrijke econoom van de afgelopen decennia, en vaak genoemd als de man die, vol goede intenties, de crisis aftrapte.
4. De Atlas van de kredietcrisis: Alan Greenspan en neoliberalsme voor utopisten vandaag
Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis en schrijver van Groei maakt gelukkig, maakt in zijn boek graag vermelding van Alan Greenspan. Greenspan is interessant voor dit betoog om twee redenen: hij heeft een rol gespeeld bij het schrijven van Galts radiospeech in Atlas Shrugged, en hij was als voorzitter van de Amerikaanse Federal Reserve tussen 1987 en 2006 zowat de meest invloedrijke econoom ter wereld. Achterhuis vertelt over Greenspan dat die een devoot volger van Rand was, haar objectivisme zo goed als volledig onderschreef en in zijn beleid en raadgeven van presidenten zo goed als elke keer de kaart van Rand en Friedman trok. Hij laat ook niet na te vermelden dat, volgens analisten als Cassidy en Driehuis, Greenspan de ‘architect van de kredietcrisis geweest is’. Driehuis: ‘Zonder hem was er geen crisis geweest. Hij is het intellectuele brein waaraan de crisis is ontsproten.’
Heeft Greenspan de crisis echt op gang getrapt? In het artikel I was wrong about the economy. Sort of. uit The Guardian (2008), werd uit een hoorzitting waar Greenspan zich moest komen verantwoorden ten overstaan van de Senaat geciteerd:
Congressman Henry Waxman: “Mijn vraag is eenvoudig. Zat je fout?” Greenspan: “Gedeeltelijk. (…) Het was een vergissing te veronderstellen dat het eigenbelang van organisaties, en dan vooral banken, motivatie genoeg zou zijn om de belangen van aandeelhouders te kunnen verdedigen, binnen hun bedrijven. (…) Ik heb een fout ontdekt in het model dat ik zag als de belangrijkste structuur van functioneren, het model dat bepaalt hoe de wereld werkt. Veertig jaar lang werkte het voortdurend en uitzonderlijk goed. Mijn kijk op regulatie is, dat ik ingezworen ben als voorzitter van de Federal Reserve. Mijn taak was de door het Congres goedgekeurde wetten van dit land na te leven, en niet mijn eigen overtuigingen.”
Sort of, dus. Later zou Greenspan terugkrabbelen, en stellen dat ‘het systeem niet fout was, maar de mensen onvoorspelbaar’ (in zijn eigen boek uit 2013, The Map and the Territory) – maar dat er een kans bestond dat economen een manier zouden vinden die onvoorspelbaarheid te voorspellen. In een interview met Bloomberg TV verraste hij vriend en vijand door te melden dat hij ‘ook maar een mens is.’ Daarmee verwees hij naar zijn eigen, en bij uitbreiding universeel-menselijke neiging niét altijd rationeel te handelen. Hij verwees naar beursmakelaars, en hoe snel die in paniek geraken (met gigantische waardeverliezen tot gevolg), en naar zijn eigen vermogen tot het maken van fouten. Hoewel er dus van een schuldbekentenis niet echt meer sprake is, erkent Greenspan nog steeds dat laisser faire in zijn puurste vorm géén garantie op een hoge economische conjunctuur is, meer zelfs, dat Rands visie op de economie grote risico’s met zich meebrengt.
Zolang hij in functie was als hoofd van alles wat in de VS met economie te maken had, was er van twijfel geen sprake. Greenspan was overtuigd van de weldaden die een volledig vrije markt ons allemaal zou brengen, en stemde zijn beleid daarop af. De visie van Greenspan op het waarom van de crisis is helder: het is onze eigen schuld. Jaren, decennia lang leefden we onvoorzichtig. We consumeerden in het wilde weg in plaats van verstandig te beleggen, en vertrouwden op banken en overheden om de markt bij te sturen waar nodig. En daarin lag onze onomkeerbare fout. Overheden die een actieve rol op de markt spelen, trekken de balans scheef, scheppen een vals gevoel van veiligheid en lokken onvoorzichtigheid uit. Gevolg: roekeloze investeringen, onmogelijk terug te betalen leningen, banken die aan het wankelen slaan en hele economieën tegelijk mee doen wankelen. Schulden, meer schulden, recessie, depressie.
De weg uit de crisis was voor Greenspan even duidelijk: matiging. Besparen werd een algemeen gebod, maar gold nog meer voor verzamelaars van grote schulden. Die dienden extra zuinig te zijn, hun tekorten af te bouwen, potjes aan te leggen, en terug zelfstandig te worden. Op lange termijn zouden zelfs de zwakste economieën dan opnieuw in staat zijn zonder hulp van banken of overheden winst te maken, en te groeien. Voor veel falende economieën was bezuinigen een bittere pil, maar wie slecht gepresteerd had, diende te leven met de gevolgen. En al lijkt de ziekte zwaar, de remedie valt soms nog veel zwaarder uit. Een voorbeeld van Greenspaneske besparingsdrift vinden we in Griekenland. Griekenland was zo goed als failliet toen de Europese troïka (afgevaardigden van de Europese Commissie, de Europese Centrale Bank en het IMF) besparingen oplegden. Niet iedereen was voor die besparingen gewonnen; het Griekse volk kwam massaal op straat om de soms draconische besparingen en pijlsnel stijgende werkloosheid aan te klagen, en buiten Europa toonden ook de BRIC-landen zich sceptisch. Besparingen bovenop de recessie zou de Griekse economie enkel verder de put in duwen, klonk het, investeringen of een milde inflatie zouden de Grieken wat manoeuvreerruimte kunnen schenken. Maar de troïka bleef doof voor deze argumenten. Onvoorwaarderlijk geld aan de Grieken gven en schulden kwijtschelden zou een gevaarlijk precedent kunnen zijn, en aanleiding geven tot meer onverantwoord economisch beleid. Hun bedenkingen waren ook niet zonder reden; zodra Berlusconi lucht kreeg van mogelijke mildheid, draaide hij de Italiaanse besparingsmaatregelen onmiddellijk integraal terug. Geen mildheid dus, in ruil voor noodhulp zouden de Grieken moeten blijven besparen tot de troïka tevreden was. Vooralsnog lijkt dat moment niet meteen aan te zullen breken.
In zijn strijdvaardige Stop deze depressie nu tekent Paul Krugman twee bezwaren op tegen de bespringsmethode: één van moreel-theoretische aard, en één vanuit de mathematische praktijk. Theoretisch gaat het volgens Krugman fout wanneer een recessie benoemd wordt als een ‘straf’; magere jaren als loutering voor jaren van economische overdaad. Krugman verwerpt deze zienswijze, en de idee dat economie en moraal aan mekaar verbonden zijn. Aan depressies dient geen betekenis toegekend te worden, een depressie moet alleen zo snel mogelijk worden gestopt. In de praktijk kant hij zich tegen besparingen, gericht op een verbetering op de lange termijn. Tijdens een recessie dient er even niet naar de lange termijn gekeken te worden, en dient er zéker niet te worden bespaard. Krugman verwijst naar de remedie volgens Keynes, die de opleving na de Grote Depressie van de jaren ’30 observeerde en beschreef, en schrijft investeringen voor. Liefst in grote projecten die veel werkgelegenheid teweegbrengen, die dan weer meer geld in omloop brengt en de vraag naar goederen doet stijgen – waardoor de productie weer op gang komt, de economie groeit, en de hele zwik van vooraf aan begint.
Krugman en Greenspan kunnen, lijkt het, moeilijk verder uiteenlopende meningen hebben. Toch lopen hun opvattingen over economie, al dan niet in tijden van crisis, op één essentieel punt gelijk. Hun herstelplannen zijn, al dan niet op lange termijn, gericht op het terug op gang brengen van economische groei. In het volgende en laatste hoofdstuk zal Tim Jackson betogen dat, voor een definitief einde aan de depressie, een duurzame economie en een toekomst voor de mensheid op de lange termijn, groei het laatste is wat we nodig hebben.
5. Groeipessimisme voor gevorderden: Welvaart zonder groei
Ayn Rand is dood en Greenspans geloof is wankel, maar de neoliberale utopie leeft nog steeds. Het IMF schrijft grootse besparingen en privatiseringen voor als geneesmiddel voor de crisis, kranten publiceren dagelijk lijstjes met ‘favoriete aandelen’ van beursspecialisten, en in een recent interview merkte Hans Achterhuis het volgende op:
“Rand komt helemaal terug en nu lijkt ze zelfs in Europa een succes te worden. Een Belgische collega vertelde me dat hij aanwezig was op een bijeenkomst van de Vlaamse politicus Bart de Wever met Vlaamse ondernemers. Enkele van die ondernemers hielden De Wever het boek van Rand voor. ‘Als u het straks voor het zeggen krijgt, dan moet u op deze manier de zaak veranderen, met behulp van dit boek’. Mensen durven nu steeds meer hardop te zeggen dat ze Rand lezen en geweldig vinden, ook in Nederland”.
En in ons eigen land schrijft Peter De Keyzer, hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis een boek waarin hij pleit voor meer optimisme, hoop, ambitie en – vooral – vertrouwen in de economie. Het boek heet Groei maakt gelukkig, en betoogt dat zowat alles – sociale gelijkheid, werkgelegenheid, armoede – ondergeschikt is aan economische groei.
De Keyzer schrijft zo min of meer de perfecte antithese van Tim Jacksons Welvaart zonder groei. De Keyzer gaat uit van de evidentie dat groei en welvaart onlosmakelijk verbonden zijn. Hij toont ons grafieken die aanduiden dat landen met een stabiele groei een hogere welvaart, een hogere gemiddelde leeftijd en een hogere scholingsgraad hebben dan landen met een mindere groei. Dat groei ook gelukkig maakt, is moeilijker te bewijzen, al doet De Keyzer zijn uiterste best. Groei hangt immers samen met innovatie, het zien van en verlangen naar nieuwigheden, en genoeg geld op zak hebben om ervoor te kunnen betalen. Het hebben van nieuwigheden hangt samen met status, want hebbedingen hebben is pas écht interessant wanneer anderen jouw hebbedingen ook willen hebben, maar niet kunnen betalen. In Freakonomics vertellen Levitt en Lubner ons dat een goed loon hebben leuk is, maar dat een hoger loon dan je buurman hebben nog veel leuker is. Ze vertellen van een onderzoek dat uitwees dat een hoger salaris dan je buren voor meer geluk zorgt dan twee keer dat salaris verdienen, maar weten dat je buren evenveel verdienen.
Tim Jackson stelt dat groei helemaal niet gelukkig maakt, maar eerder afgunstig en onzeker, en bovendien de oorzaak is van veel stress. Hij wijst op ‘welvaartsziektes’ als depressies en burn-outs, en op de eenzaamheidsindex per land, waarvan de grafiek een gelijkaardige curve vertoont als die van de economische groei van dat land. Hij vestigt onze aandacht op werkloosheid, ongelijkheid en armoede, de moeilijk te breken sociale plafonds en de verdoemhoek waar langtijdig werkzoekenden in terecht komen. Groei maakt niet gelukkig, en heeft nog een paar andere vervelende neveneffecten.
Het hoofdthema uit Welvaart zonder groei is immers niet de geluksindex van het postindustriële tijdperk, maar de enorme problemen waar de mensheid en haar op groei gebaseerde economie op afstevenen. Die problemen komen voort uit drie crises die in mekaar grijpen en samen de perfecte storm vormen. De drie crises zijn de economische crisis, het groeiende grondstoffentkort en de schade die we de planeet waarop we leven en haar atmosfeer berokkenen door uitstoot van broeikasgassen en andere verontreiniging.
De economische crisis is u intussen bekend, en dat het niet zo goed gaat met het milieu is waarschijnlijk ook geen verrassing. (Hoewel. Jackson weet te vertellen dat het met de wereld een stuk slechter gaat dan algemeen wordt aangenomen, en dat de snelheid waarmee de toestand verslechtert de meest pessimistische verwachtingen ver overstijgt. Ook zijn schattingen van hoe lang de aarde nog levensvatbaar blijft, als we blijven leven zoals we leven, zijn niet om vrolijk van te worden.) De grondstoffencrisis is minder algemeen bekend. Nochtans slinken onze voorraden fossiele brandstoffen zienderogen, en is er geen volwaardige vervanger voorhanden voor wanneer de oliebedrijven het voor bekeken houden. Vroeger eerder dan later, zegt Jackson, is de voorraad niet langer toereikend om onze economie en dus onze manier van leven draaiende te houden.
Groei maakt niet gelukkig. Groei voert ons naar de afgrond. Groei is, volgens Jacksons analyse, steeds minder te verdedigen, en in feite niet langer wensbaar. Jackson valt met overtuiging onder de categorie mensen die De Keyzer ‘groeipessimisten’ noemt. In tegenstelling tot de hysterische ficitieve pessimist die De Keyzer met vlotte argumenten gemakkelijk overtuigt van het heil van groei en meer groei, heeft Jackson echter wel zijn antwoorden klaar, en staat hij klaar om het debat over andere samenlevingsvormen aan te gaan. Wanneer De Keyzer stelt dat groeipessimisten ‘te veel naar de beperkingen kijken, en te weinig naar de mogelijkheden’, gaat dat niet op voor Jackson. Die heeft een nieuw samenlevingsmodel klaar, in de vorm van de Green New Deal.
De Green New Deal verwijst naar de New Deal; het Amerikaanse plan om uit de Grote Depressie van de jaren ’30 te ontsnappen. Net als zijn historische voorganger vertrekt de Green New Deal van grootse investeringen; in publieke werken, grootse bouwprojecten en onderzoek, waar steeds veel werkkrachten voor nodig zouden zijn. Krugman verdedigde in Stop deze depressie nu een soortgelijke aanpak, vanuit de redenering dat als de werkloosheid daalde, de economie per definitie meer zuurstof zou krijgen. Het verschil tussen Krugmans voorstel en dat van de Green New Deal is tweeledig: enerzijds is elk project gericht op groene maatregelen (openbaar vervoer, milieuvriendelijke machines, biologische landbouw – maar alles plaatselijk en niet langer globaal), anderzijds is geen enkel deel van de Green New Deal opgezet met groei als oogmerk. Einddoel van dit investeringsplan is een nieuw soort economie opstarten, die niet groeit in absolute getallen maar, als alles goed gaat, wel in levenskwaliteit, en fungeert zonder een verdere hypotheek te leggen op de toekomst van de planeet.
Vanzelfsprekend is er veel kritiek gekomen op het voorstel van de Green New Deal, zowel van praktische als van behoudsgezinde aard – aan deze samenlevingsvorm valt immers een pak minder geld te verdienen. Vanzelfsprekend is het plan ook niet perfect. Er zijn nog bijzonder veel praktische hordes te nemen voor we zelfs maar aan een gedeeltelijke uitvoering ervan kunnen beginnen – om nog maar te zwijgen van de te overwinnen lobbydraak. Maar het plan van Jackson en de zijnen is, in tegenstelling tot elke andere zwakke en niet-afdoende maatregel die we onder de noemer ‘relance’ het nieuws hebben zien halen, een plan dat ons echt vooruit zou kunnen helpen. Dat is heel wat.
Het is dan ook ontmoedigend dat de hoofdeconoom van BNP Paribas Fortis een boek als Groei maakt gelukkig schrijft, dat refereert aan Friedman en Rand, en elk probleem dat niet met een oneliner en een lening op te lossen is reduceert tot ‘groeipessimisme’. Het is pijnlijk te zien hoe een klimaatconferentie gestart kan worden met als enige doel ‘goeie doelstellingen voor de volgende klimaatconferentie uit te stippelen’, en zelfs in dat doel niet slaagt. Het is jammer dat teksten als deze, zelfs wanneer ze pas op de laatste twee pagina’s gewag maken van klimaatproblematiek, in de hoek van de ‘wereldverbeteraar’ terecht komen, en instant-irrelevant worden. Het is bijna niet te begrijpen dat intelligente mensen als u en ik niet voorbij de lethargie van ‘momenteel gaat alles toch nog goed’ komen, en ons dus slechts zolang we deze tekst aan het lezen/schrijven zijn echt kwaad maken, om binnen dit en tien seconden opnieuw te verzinken in de lethargie.
Wie graag meer informatie wilt – ziehier ons angstig leeslijstje
Economie van Goed en Kwaad. Tomás Sedlácek
Why nations fail. Daron Acemoglu & James Robinson
What money can't buy. Michael J. Sandel
The Shock Doctrine. Naomi Klein
Econoshock. Geert Noels
De nieuwe democratie. Willem Schinkel
Welvaart zonder groei. Tim Jackson
Perfect Storm. Energy, finance and the end of growth (Tullett Prebon Strategy Insights). Tim Morgan
De Perfecte Storm. Gert Peersman & Koen Schoors
Utopie van de vrije markt. Hans Achterhuis
Het land is moe. Verhandeling over onze ontevredenheid. Tony Judt
Red de vrije markt. De terugkeer van Milton Friedman. Johan Van Overtveldt
Tijdbom Dexia. De inside story. Bernhard Ardaen
The Economist - februarinummer
Niet voor de winst. Martha Nussbaum
De nieuwe religieuze intolerantie. Martha Nussbaum
Paria's van de stad. Loïc Wacquant
Goed Geld. Bart Van Coppenolle
Stop deze depressie nu. Paul Krugman
Hoe durven ze. Peter Mertens
The Spirit Level. Richard Wilkinson & Kate Pickett
Liefde in tijden van eenzaamheid. Paul Verhaeghe
Toekomst 2.0. Harald Welzer